Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)
 

In 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water vastgesteld. Deze richtlijn beoogt het beschermen en verbeteren van alle oppervlaktewateren. Oppervlaktewateren dienen uiterlijk in 2015 een ‘goede toestand’ te bereiken (artikel 4, lid 1a). Hiertoe is in Nederland nationaal een uitwerking van de richtlijn gemaakt en deze wordt regionaal toegepast (zie www.kaderrichtlijnwater.nl voor meer informatie voor wat betreft de doelstellingen, organisatie en implementatie van de richtlijn).

Natuurlijke referentie en goede toestand

Uitgangspunt van de KRW is dat de toestand wordt getoetst aan de natuurlijke referentie. Daarvoor is het nodig een beschrijving van de natuurlijke referentie te hebben en een methode om te toetsen in hoeverre de huidige toestand daarvan afwijkt. De KRW schrijft voor om de biologische waarden te toetsen aan de hand van fytoplankton, macrofyten, fytobenthos, macrofauna en vissen.

Het opstellen van referentiebeschrijvingen en ontwikkelen van maatlatten

Er zijn een expertteams samengesteld om referentietoestanden te beschrijven en maatlatten voor de beoordeling op te stellen. Roelf Pot was lid van het expertteam macrofyten en fytoplankton voor zoete wateren (rivieren en meren).
In december 2003 en januari 2004 zijn de eerste versies van 'groeidocumenten' beschikbaar gekomen waarin referenties en maatlatten van de belangrijkste watertypen zijn geformuleerd alsmede enige achtergronddocumenten. Eind 2004 zijn de concept referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen in druk uitgebracht.

Sterk veranderde en kunstmatige wateren

Voor wateren die sterk zijn veranderd en waarbij het niet verantwoord is om dat terug te draaien wegens dispropportionele kosten voor de samenleving mag een MEP (Maximaal Ecologische Potentieel) en een GEP (Doep Ecologisch Potentieel) worden afgeleid. Het MEP geldt als maximaal haalbare en het GEP als de norm vor wat bereikt moet kunnen worden. De MEP en GEP moeten door de beheerders vor elk waterlcihaam apart worden vastgesteld. De regels waarop dat moet plaatsvinden zijn opgesteld door een werkgroep MEP/GEP. Roelf Pot heeft daarbij een expertgroep geleid en de redactie gevoerd over een default-document waarin deze regels voor de meest voorkomend wateren werden toegepast.

Ontwikkeling 2004-2007

De concept maatlatten zijn in de praktijk getoetst en gevalideerd in 2005, waarna een update moest worden gemaakt. Roelf Pot werd mede-redacteur van de maatlatdocumenten en in april 2006 verscheen de eerste update als pdf-bestand. In december 2007 verscheen de voorlopig definitieve versie van de referenties en maatlatten in druk. In deze versie zijn de kleine watertypen en de watertypen die in de praktijk niet voorkomen weggelaten, maar de teksten en de bijgewerkte maatlatten daarvoor zijn wel digitaal als aanvullingdocument (pdf) beschikbaar gesteld. Ook zijn alle achtergronddocumenten van de biologische groepen uitgewerkt en digitaal (pdf) beschikbaar gesteld. Alle achtergronddocumenten en het aanvullingdocument werden geredigeerd door Roelf Pot en worden beschikbaar gesteld via de website www.stowa.nl
Daarnaast is onder redactie van Evers en Knoben in 2007 een referentie en maatlattendocument in druk verschenen voor kunstmatige wateren.

Software

Een van de uitgangspunten bij de ontwikkeling van de de maatlatten was dat de betrouwbaarheid van de uitkomsten niet ondergeschikt moest worden gemaakt aan de eenvoud. Daardoor is voor het berekenen van de maatlatten goede software onontbeerlijk, maar aanvankelijk was het niet de bedoeling om te investeren in de ontwikkeling van software voordat de maatlatten definitief zouden zijn. Roelf Pot heeft het initiatief genomen de software toch te ontwikkelen en deze in is 2005 beschikbaar gekomen: QBWat. De software heeft de ontwikkeling van de maatlatten op de voet gevolgd.

Intercalibratie

De lidaten van de EG mogen de manier waarop de biologische beoordeling plaatsvind zelf regelen, maar de resultaten mogen niet sterk van elkaar verschillen. Rivieren mogen bijvoorbeeld niet van kwaliteit veranderen als ze een landsgrens passeren omdat beide landen de norm verschillend leggen.
Om afstemming te bereiken worden alle beoordelingssystemen aan elkaar getoetst en worden de grenzen tussen de kwaliteitsklassen eventueel bijgesteld.
Roelf Pot is betrokken bij de intercalibratie van de beoordelingssystemen voor macrofyten in de centraal en baltische europeese landen (UK, NL, BE, LU, FR, DE, DK, PL, AT, EE, LV, LT). Doordat de diverse beoordelingssystemen nogal verschilden, ook wat uitgangspunten betrof, kwamen bij deze studies een aantal verbeteringpunten aan het licht waar de meeste deelnemende landen hun voordeel mee konden doen. Ook de nederlandse maatlatten blijken op een aantal punten te moeten worden verbeterd. In de update van 2006 zijn de resultaten van de intercalibratie verwerkt en in 2009 zijn opnieuw voorstellen voor verbeteringen opgesteld.

Evaluatie en herziening 2012

Een evaluatie in 2010 door een consortium van Arcadis, Royal Haskoning en Deltares heeft geleid tot een omvangrijke lijst van voorstellen voor verbetering van de maatlatten (Hoijtink et al., 2010). Op verzoek van RWS Waterdienst is hierin een prioritering aangegeven. De vier belangrijkste voorstellen zijn in 2011 en 2012 uitgewerkt in herzieningsvoorstellen. Deze voorstellen zijn geaccepteerd door cluster Monitoring, Rapportage en Evaluatie (MRE) en vervolgens zijn de maatlatdocumenten en het protocol toetsen en beoordeling aangepast in 2012.
De herziening van de maatlatten voor macrofyten is uitgevoerd door Roelf Pot, voor meer details: projectinformatie.